Leestijd 9 minuten  

Inleiding

De meeste paardeneigenaren worstelen met het probleem van overgewicht bij hun paarden. Met hooinetten, slowfeeders en allerlei trucjes proberen ze continu toegang tot hooi te bieden zonder dat hun lieveling uit zijn voegen barst. Maar er zijn ook andere gevallen: Vooral eigenaren van oudere paarden maken zich juist in de tweede helft van de winter zorgen of hun paard het nog haalt tot het weideseizoen. Ook wie een paard uit de dierenbescherming heeft overgenomen of een jong, mager dier verzorgt, vecht vaak voor elk kilo dat erbij komt. Adviezen over hoe je je paard kunt “bijvoeren” zijn er in overvloed – van maïs tot maltbier, je krijgt van alles aangeraden.
Maar hoe zorg je ervoor dat je paard met een natuurlijke voeding gezond de rest van de winter doorkomt?

Maïsvlokken, krachtvoer, granen of bietenpulp?

Adviezen over bijvoeren zijn vaak gebaseerd op veel suiker, veel pectine of een combinatie van beide. Ook grote hoeveelheden eiwit zijn populair. Maar wat gebeurt er met deze voedingsstoffen in de stofwisseling? Suiker (bijvoorbeeld uit maïsvlokken) wordt bij paarden in de eerste plaats door de spieren gebruikt als energiebron voor beweging. Hoewel paarden in staat zijn om suiker om te zetten in vet, is dit vermogen bij de meeste paarden slechts beperkt ontwikkeld. Als je nu grote hoeveelheden suiker voert die niet direct in beweging worden omgezet (bijvoorbeeld vanwege leeftijd, bevroren bodem of een slechte algemene conditie), leidt dit vaak tot een onvolledige vertering van suiker en tot de opslag van de daarbij vrijkomende “afvalstoffen” in het bindweefsel.
Dit veroorzaakt dat er meer lymfevocht in het bindweefsel wordt vastgehouden. Optisch lijkt het paard nu “dikker”, maar het gaat hier niet om spieren of vetweefsel die zijn opgebouwd, maar om paarden die “opgezwollen” raken. Wanneer je de hoeveelheid suiker in het rantsoen verlaagt en de nierfunctie stimuleert, verdwijnt deze opgezwollen toestand vaak snel. Zodra de lymfevocht wordt afgevoerd, is al dat mooie gewicht direct weer verdwenen.
Suiker in de vorm van maïsvlokken, zetmeel (krachtvoer, granen) of bietenpulp is dus niet geschikt om een gezonde lichaamsmassa op te bouwen.

Pectines

Pectine zijn ook erg populair en komen vooral via bietenpulp of appelpulp in de voerbak terecht. Deze bouwstoffen van fruit en jong gras worden niet in de dunne darm verteerd, maar in de dikke darm. Hier worden ze vooral verwerkt door protozoën, micro-organismen die altijd in de darm van het paard aanwezig zijn. Hoewel ze er altijd zijn, zouden ze idealiter slechts een klein deel van het totale microbioom moeten uitmaken.
Wanneer je deze protozoën echter constant voedt met pectine, kunnen ze zich overmatig vermenigvuldigen, wat leidt tot een verzuring van de dikke darm door de stofwisselingsproducten van deze micro-organismen. Protozoën voelen zich prettig in een zuur milieu, maar dat geldt niet voor de cellulose-afbrekende (en dus gewenste) micro-organismen. Het voeren van pectine verstoort het evenwicht in de dikke darm en vermindert daarmee de verteerbaarheid van hooi – precies het tegenovergestelde van wat je wilt bereiken.
Toch komen paarden aan – hoe kan dat? De zuren die door de protozoën worden geproduceerd, blijven niet in de dikke darm, maar worden door het paard opgenomen. Deze moeten vervolgens met veel moeite worden omgezet en weer worden uitgescheiden. De lever kan deze taak niet snel genoeg uitvoeren, terwijl er aan de voorkant alweer nieuwe pectines worden gevoerd. Dit leidt tot de opslag van overtollige zuren in het bindweefsel, wat op zijn beurt lymfeophoping veroorzaakt. De paarden zwellen op.
Ook hier geldt: als je het voer aanpast, de darm herstelt en de nieren stimuleert om vocht af te voeren, verdwijnt het gewicht snel weer en is het paard vaak magerder dan voorheen. Pectines zijn dus ook niet geschikt om een paard bij te voeren. Dit geldt overigens ook voor het voeren van kuilvoer: in de dikke darm ontstaat een grote hoeveelheid melkzuur, die wordt opgenomen en eveneens leidt tot opslag van zuren en lymfe in het bindweefsel. Paarden die “rond” gevoerd zijn met kuilvoer verliezen vaak snel gewicht wanneer je overschakelt op hooi en het paard “ontwaterd” – veel eigenaren schrikken dan van hoe weinig paard er onder al dat lymfevocht blijkt te zitten.

Eiwitten

Ook het voeren van geconcentreerde eiwitten wordt vaak geprobeerd: de gedachte hierachter is dat het lichaam eiwitten nodig heeft voor de opbouw van spieren, en dus lichaamsmassa. Hierbij worden vaak sojaschroot, lijnzaadschroot of erwtenvlokken gevoerd. Het opbouwen van spieren duurt echter relatief lang en kan alleen plaatsvinden als een paard voldoende beweging krijgt. Het lichaam houdt namelijk alleen zoveel spiermassa in stand als nodig is voor de dagelijkse inspanningen. Wanneer een spier niet wordt gebruikt, wordt deze in ongeveer een derde van de tijd afgebroken die nodig was voor de opbouw. Om spieren op te bouwen, moet de betreffende spier dus meer belast worden.
Dit is vooral lastig bij oudere paarden en bij paarden die al in een slechte conditie verkeren. Voer je echter meer eiwit dan nodig, dan kan het lichaam het niet efficiënt benutten. Bij grote hoeveelheden eiwit is er bovendien het risico dat een deel ervan niet voldoende in de dunne darm wordt verteerd en in de dikke darm terechtkomt. Daar kan het fermentatieproblemen veroorzaken, wat kan leiden tot bijtend zuur ruikende mest (ammoniakgeur!). Het opgenomen eiwit dat niet in spiermassa wordt omgezet, moet bovendien door het lichaam worden afgebroken en uitgescheiden. Hierbij ontstaat een overschot aan ureum, dat via de nieren en urine wordt uitgescheiden. Vooral oudere paarden lijden vaak aan een chronisch lichte nierinsufficiëntie. Bij hen kan een overvloedige eiwitvoeding de nieren snel verder beschadigen. Soms probeert het lichaam ureum via de zweetklieren van de huid uit te scheiden, waardoor de paarden vaak onaangenaam beginnen te ruiken – alsof ze de nacht in een plas urine hebben doorgebracht. Een te mager paard bijvoeren met behulp van eiwitten is dus ook een lastige onderneming en brengt een groot risico met zich mee op aanzienlijke stofwisselingsproblemen.

Wat is nu verstandig om te doen?

Bij te magere paarden is het allereerst belangrijk om te letten op de hooivoorziening. Er moet kwalitatief goed en voedzaam hooi beschikbaar zijn, dat altijd vrij toegankelijk is, zodat er geen voederpauzes ontstaan waarin de waardevolle darmflora “verhongert.” Als dit wel gebeurt, wordt de volgende portie hooi namelijk al minder goed verteerd. Vooral oude of laaggeplaatste paarden eten vaak niet genoeg hooi. In dat geval kan je met geweekt hooi in de vorm van hooi-cobs de hooi-inname verhogen.
Omdat geweekt hooi niet gekauwd hoeft te worden, kunnen paarden er per tijdseenheid aanzienlijk meer van opnemen dan van gewoon hooi. Dit is vooral gunstig voor oudere paarden en paarden met gebitsproblemen. Maar ook paarden die in een groepsstal laag in de rangorde staan, kauwen vaak te gehaast en eten daardoor niet genoeg hooi, omdat ze regelmatig van hun voederplek worden weggejaagd. In zo’n geval moet je zorgen voor meer rust in de groep (meer ruwvoerplekken aanbieden, grotere uitloopmogelijkheden creëren of kleinere groepen samenstellen). Idealiter maak je een aparte groep met de “zondebokpaarden” van de kudde en bied je hen voldoende ruwvoer aan, zodat ze in alle rust kunnen eten. Stress vermindert namelijk aanzienlijk de opname van voedingsstoffen, waardoor je nooit genoeg kunt voeren om te compenseren wat door voortdurende spanning wordt verbruikt. Daarnaast kunnen geweekt hooi-cobs worden aangeboden. Sommige van deze laaggeplaatste paarden in moeilijke groepen profiteren er enorm van als ze ’s nachts apart worden gezet, zodat ze in alle rust hun hooi en eventueel hun hooi-cobs kunnen eten. Hooi-cobs moeten altijd in meerdere kleine porties worden aangeboden als aanvulling op voldoende hooi.

Esparcette voor paarden
Esparcette is een verwant van luzerne met aminozuurpatronen die beter door paarden kunnen worden benut.
© OKAPI GmbH

Bijvoeren: Wat is nuttig?

Het bijvoeren van esparcette heeft zich bewezen als zeer effectief. Esparcette is een verwant van luzerne, maar heeft een beter passend aminozuurprofiel voor paarden, waardoor de eiwitten beter in het lichaam kunnen worden verwerkt. Daarnaast bevat esparcette gecondenseerde tannines, die het darmmilieu stabiliseren en zo de vertering van het ruwvoer verbeteren. Esparcette levert dus niet alleen extra eiwitten, maar verbetert ook de opname van hooi. Het kan samen met hooi-cobs worden geweekt. Begin met een kleine hoeveelheid en verhoog deze langzaam.
In tegenstelling tot krachtvoer levert esparcette geen zetmeel, waardoor je je minder zorgen hoeft te maken over de exacte hoeveelheden. Begin met een klein “bekertje” en verhoog de hoeveelheid geleidelijk tot één tot drie kilo (drooggewicht) per dag. Over het algemeen wordt esparcette goed gegeten en helpt het vooral oudere paarden en magere “zorggevallen” beter door de winter te komen dan alleen hooi-cobs. Mocht de combinatie van hooi-cobs en esparcette niet voldoende zijn, dan kunnen essentiële aminozuren zoals lysine, methionine en threonine specifiek worden bijgevoerd om het aminozuurprofiel verder te optimaliseren. Ook spirulina-algen, die naast hoogwaardige aminozuren ook een ontgiftende werking hebben, kunnen nuttig zijn.
Laat je in dergelijke gevallen echter vooraf adviseren, zodat je zeker weet dat deze supplementen noodzakelijk en geschikt zijn voor jouw paard.

Conclusie

Naast voldoende ruwvoer is het vooral belangrijk om voer te vermijden dat de microbiële verteringsprocessen in de dikke darm verstoort.
Ook al zijn wij mensen vaak ongeduldig: het duurt even voordat een paard weer natuurlijk gewicht aankomt (dus geen vocht of vet). Bij oudere paarden mag het al als een succes worden beschouwd als ze in de winter niet te veel afvallen.
Het voeren van niet-paardspecifieke voedingsmiddelen (zoals kuilvoer, grote hoeveelheden krachtvoer, pectinerijke voeders, fruit, groenten, brood, bier…) verstoort de spijsvertering, belast de stofwisseling en vertraagt daarmee het herstel in plaats van het te versnellen.
Dus: zorg ervoor dat de magere paarden in de stal voldoende goed hooi, hooi-cobs, esparcette, mineralenvoer, een zoutblok en voldoende op temperatuur gebracht water hebben, en hoop dat de lente snel komt. Want niets helpt paarden beter om weer op gewicht te komen dan natuurlijke, paardvriendelijke weidegang.

Wil je meer weten over het bijvoeren van esparcette? Dan is dit artikel wellicht interessant voor jou: “Esparcette: een gouden tip, vooral voor paarden, die moeilijk op gewicht zijn te houden

Team Sanoanimal
Laatste berichten van Team Sanoanimal (alles zien)