Op forums en in de sociale media wordt regelmatig een onderzoek1 uit 2017 aangehaald, dat zou bewijzen dat paarden met een risico op hoefbevangenheid zonder problemen in de wei kunnen worden gezet, zolang het stuk maar regelmatig wordt gemaaid. Helaas worden hier vaak alleen de trefwoorden van de titel of de samenvatting weergegeven, zonder dat men de moeite neemt om het onderzoek volledig te lezen. Dan zijn de feiten enigszins anders.
Om dit te doen, moet je eerst begrijpen hoe onderzoeken over het algemeen worden opgezet. Vooral in complexe biologische systemen zoals een weiland met een kudde paarden, zijn er oneindig veel variabelen die het resultaat kunnen beïnvloeden. Dus om erachter te komen of de maatregel die je wilt analyseren daadwerkelijk de oorzaak is van de gemeten waarden, moet je proberen zoveel mogelijk variabelen in constanten te veranderen. Als je uiteindelijk maar één variabele hebt die je specifiek verandert, dan moet dit de oorzaak zijn van het gemeten resultaat.
Dit begint met het feit dat er meestal maar paarden van één ras worden gebruikt. Daarom worden bijna alle onderzoeken in Duitsland uitgevoerd op warmbloedpaarden en in de VS op Quarter Horses. Of de Shetlandpony, de draver of het Shire Horse met hun enigszins verschillende stofwisseling heel anders zouden reageren, is hier niet echt te zeggen. In studies over voeding wordt meestal ook een ruwvoer met een monocultuur van gras gebruikt om de invloed van verschillende plantensoorten te minimaliseren. Zoals iedereen weet, hebben vooral kruiden een aanzienlijke invloed op de stofwisseling.
In het genoemde onderzoek werd geprobeerd de variabelen in de vegetatie te verminderen door de paarden (6 volwassen ruinen van het Amerikaanse ‘stock type’) op weiden te zetten die uitsluitend waren ingezaaid met rietzwenkgras (Lolium arundinaceum). Dit is absoluut correct vanuit de experimentele opstelling, omdat de variabelen van de verschillende planten en paardentypes al zijn uitgesloten.
Het suikergehalte in het gras en de bloedsuikerspiegel in de testpaarden werden vervolgens gemeten bij verschillende graslengtes (bereikt door maaien). Het bleek dat er lagere suikerspiegels in het gemaaide gras en lagere bloedsuikerspiegels in de paarden op de eerder kort gemaaide stukken werden gevonden in vergelijking met de paarden op het hoge gras (gemaaid tot een lengte van 30-40 cm).
Het resultaat zou je nu kunnen doen denken dat je gewoon je weiland achter het huis moet maaien en dat het dan wel goed komt met het suikergehalte. Maar de duivel zit hier in de details.
Dit komt omdat rietzwenkgras geen of slechts een zeer ondergeschikte rol speelt op Midden-Europese weilanden. De afbeelding laat zien waarom:
Hoewel hij bijna 80 cm hoog wordt, heeft dit typische exemplaar slechts twee knopen. Dit betekent dat het nog twee keer zo groot kan worden. Vandaar de Engelse naam: Tall fescue. Je kunt nu naar je weide kijken en nagaan hoeveel grassen er zijn die ongeveer 1,50 meter hoog zijn als ze in bloei staan. Waarschijnlijk niet al te veel.
Als dit gras nu 10 cm hoog wordt gemaaid, bevat de overblijvende stengel geen chlorofyl meer, zoals te zien is aan de bleke kleur op de foto. Chlorofyl is het groene bladpigment en is verantwoordelijk voor fotosynthese, d.w.z. de productie van suiker uit water en kooldioxide. Tot nu toe zijn de resultaten van het onderzoek overtuigend, want het is niet verrassend dat er nauwelijks suiker overblijft in dit korte, bijna chlorofylvrije stukje gras in de dagen na het maaien.
Bij nadere inspectie van de stengel op de foto kun je echter al een schimmelgroei zien tot ongeveer 18 cm. Het Midwesten van de VS heeft een territoriaal klimaat. Dit betekent droog of nat, waardoor het ideaal is voor rietzwenkgras. Het min of meer permanent vochtige zeeklimaat van Midden-Europa daarentegen werkt schimmelziekten op rietzwenkgras in de hand. Bij deze typische jonge plant op de foto is de schimmel al gevorderd tot een hoogte van 18 cm. Dus zelfs als je je weide uitsluitend met rietzwenkgras hebt ingezaaid en je deze voor het grazen maait, zouden de paarden weinig suiker opnemen, maar wel veel schimmel, wat ook niet goed is voor hun gezondheid.
Maar omdat rietzwenkgras gelukkig geen grote rol speelt op onze weilanden, is de studie feitelijk correct, maar niet overdraagbaar op onze omstandigheden. Als je kijkt naar onze weiden, die meestal bestaan uit verschillende soorten gras, waarvan de meeste aanzienlijk kleiner blijven in groei, dan besef je dat ze zeker hoge suikergehaltes kunnen hebben in de onderste 10 cm.
Zo’n aanbeveling is dus nogal gevaarlijk voor onze gemengde weiden. Als de overgebleven stengel na het maaien nog steeds groen is, begint de plant onmiddellijk weer suiker te produceren, waardoor de suikerspiegel snel stijgt, omdat de plant weer wil groeien en suikerbouwstenen nodig heeft om cellulose te vormen als een bouwstof.
Uit praktische ervaring weten we dat het in onze klimatologische omstandigheden absoluut niet aan te raden is om de graszode om te vormen tot uitsluitend rietzwenkgras vanwege het risico op schimmelaantasting in de onderste zone!
Het is ook niet aan te raden om onze weiden met gemengde plantenpopulaties kort na het maaien te laten begrazen, omdat de (kortere) grassen die meestal inheems zijn in onze regio meteen weer suiker kunnen gaan produceren.
We hebben dus geen andere keuze dan aandacht te besteden aan de juiste groeihoogte en, vooral in het geval van paarden die risico lopen op hoefbevangenheid, te vertrouwen op slim weidebeheer en, indien nodig, een grasmasker.
Geschreven door gastauteur Helmut Muß, Die gute Pferdeweide
Bronnen
Siciliano PD, Gill JC, Bowman M, Effect of sward height on pasture non-structural carbohydrate concentrations and blood glucose/insulin profiles in grazing horses, Journal of Equine Veterinary Science (2017), doi: 10.1016/j.jevs.2017.06.004.
- Hooi oogsten in de regenachtige zomer: waar moet je op letten? - 14. juni 2024
- Verschillende bodems en hun betekenis voor de paardenweide - 31. mei 2024
- Weideonderhoud: De paardenweide voorbereiden op de winter - 19. oktober 2023