Leestijd 10 minuten

Automatische hooiruiven of hooiautomaten worden steeds populairder. Ze lijken het conflict op te lossen tussen de behoefte van paarden om altijd toegang te hebben tot ruwvoer, de behoefte van paardeneigenaren om ervoor te zorgen dat het paard niet vet wordt en de behoefte van de stalhouder om de werkdruk van het voeren van hooi zo laag mogelijk te houden, zodat de stal economisch kan draaien. Er zijn hier twee systemen:

1. min of meer normale ruiven, maar die regelmatig met behulp van jaloezieën, windnetten of andere apparaten zodanig worden afgesloten dat de paarden niet meer bij het hooi kunnen. Je vindt er niet alleen commerciële systemen, maar ook veel bouwinstructies en tutorials om zoiets zelf te bouwen.

2. automatische voederautomaten zoals ze bekend zijn voor krachtvoer. Hierbij kan een paard na een chipcontrole naar binnen en dan hooi eten gedurende een vooraf ingestelde tijd. Daarna sluit de automaat weer en het paard verlaat deze weer zodat het volgende paard naar binnen kan. Deze systemen zijn vooral in (open) loopstallen te vinden waar de paarden sowieso met een chip uitgerust zijn.

Zowel producenten als staleigenaren zweren bij deze systemen en berichten altijd over de voordelen:

Automatische hooiruiven:

● Vreetlustige paarden kunnen niet langer 24/7 “parkeren” bij de ruif

● De paarden bewegen over het algemeen meer, omdat ze bij een gesloten ruif over de uitloop of paddock bewegen op zoek naar voer.

● De totale hoeveelheid kan worden geregeld via sluitingstijden, zodat de paarden niet te zwaar worden.

Hooiautomaten:

● De paarden bewegen meer omdat ze niet de hele tijd kunnen eten.

● De hoeveelheid hooi per paard kan individueel worden geregeld via de ingestelde voertijden – dunne paarden hebben langer toegang, dikke paarden korter.

Als je kijkt naar de praktijk in de stallen, dan is de situatie helaas meestal niet zo rooskleurig als het in theorie lijkt.

Laten we eerst eens kijken naar automatische hooiruiven. Veel stallen die dergelijke systemen aanschaffen, hebben in het begin vrij lange openings- en korte sluitingstijden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de ruif 4 uur open blijft en 1 uur gesloten is, zodat de paarden iets anders kunnen doen dan eten.

Helaas houdt deze aanpak geen rekening met het feit dat paarden hun voedingssnelheid aanzienlijk kunnen variëren en indien nodig kunnen verviervoudigen.

Het effect van deze manier van voeren is dus dat de paarden zich ” volstoppen” zodra het sluitingsuur is afgelopen en sneller eten, zodat ze uiteindelijk meer hooi binnenkrijgen dan wanneer de ruiven de hele tijd open zouden staan. Waarom doen ze dat? Nou, het paard weet niet of en wanneer de ruif weer opengaat, dus om het zekere voor het onzekere te nemen, eet het zo snel mogelijk zo veel mogelijk, want wie weet wanneer er weer eten zal zijn.

Dit zorgt ervoor dat in de meeste van deze stallen het systeem snel wordt aangepast zodat het rek dan 4 uur gesloten blijft en slechts 1 uur wordt geopend. De paarden eten dan in één uur evenveel als ze in 4 uur zouden eten bij een gewone (altijd geopende) ruif. Dit levert eigenlijk niets op, behalve dat de paarden niet meer ontspannen kunnen eten, maar onder tijdsdruk en stress. Iedereen die in zijn werk onder tijdsdruk een lunchpauze moet nemen, weet wat de negatieve effecten op de spijsvertering, de stofwisseling en de psyche zijn als je op deze manier eet.

Omdat dit management er vaak toe leidt dat de paarden niet afvallen of zelfs aankomen, reageren sommige stallen door minder hooi in de ruiven te vullen. Dit betekent dat de hoger gerangschikte paarden als eerste aan de beurt zijn en dat de lager gerangschikten vlak voor het einde van de voertijd binnenstormen om de restjes op te pikken. De stress is perfect als de ruiven ook met fijnmazige hooinetten bedekt zijn, zodat de paarden ook nog moeite hebben om bij het hooi te komen.

Al met al zijn dergelijke automatische hooiruiven een extreem stressvolle voedingssituatie voor de paarden. Dit is niet bevorderlijk voor de gezondheid, maar leidt juist tot de ontwikkeling van maagzweren, stressgerelateerde insulineresistentie en dus op de lange termijn tot hoefbevangenheid en de ziekte van Cushing.

Als alternatief worden hooiautomaten aangeboden die, net als de krachtvoerautomaten, de paarden individuele toegang tot het hooi geven via chipbesturing. Hier kan de paardeneigenaar op de computer instellen hoe vaak en hoe lang zijn paard toegang mag hebben. Dit type voeding wordt vaak geadverteerd als “ad libitum hooi”, omdat er theoretisch ingesteld kan worden dat het paard constant en zonder pauzes mag eten. Om echter te voorkomen dat het paard zichzelf bij de automaat “parkeert” en deze voor alle andere paarden blokkeert, is de voertijd ingesteld op een maximum van gemiddeld een half uur. Daarna moet het paard de automaat weer verlaten.

Deze hooiautomaten zouden misschien nog werken als elk paard zijn eigen automaat had. Dan kan het er aan de achterkant uit en er aan de voorkant weer in. Maar in werkelijkheid delen meerdere paarden altijd een automaat. Laten we als voorbeeld aannemen dat de stal 4 automaten heeft voor 16 paarden. Dan zullen 4 paarden een automaat moeten delen (16 paarden gedeeld door 4 automaten). Laten we verder aannemen dat elk paard 30 minuten in de machine mag blijven en hooi mag eten voordat het er weer uit moet. Dit betekent dat in 2 uur (4 x 30 min) alle paarden één keer in de machine zijn geweest. Dus elk paard kan 30 minuten eten en moet dan 90 minuten wachten terwijl alle anderen aan de beurt zijn.

Ervan uitgaande dat geen enkel paard zal voordringen. In werkelijkheid weet elke paardeneigenaar natuurlijk dat de ranghogere paarden voorrang krijgen en na 30 of 60 minuten al weer in de machine staan, waardoor de ranglagere paarden nog langer moeten wachten. Het zou voor iedereen duidelijk moeten zijn dat een paard onder deze omstandigheden niet ontspannen eet of goed doorkauwt. Op deze manier neemt de eetsnelheid weer extreem toe. Dit zorgt er vervolgens meestal voor dat de toegangstijd van het snel etende paard verder wordt verkort, omdat het ondanks (of misschien wel dankzij?) de hooiautomaat dikker wordt in plaats van dunner.

Maar laten we ervan uitgaan dat het paard altijd 30 minuten hooi krijgt en vervolgens 90 minuten pauze heeft. Dan komen we uit op 6 uur toegang tot de automaat in 24 uur. Als een paard op zijn gemak eet, heeft het – afhankelijk van de lichaamsgrootte – 45-90 minuten nodig voor 1 kg hooi. Als gemiddelde waarde voor een middelgroot paard (500kg normaal gewicht), laten we 1u per 1kg hooi berekenen. Dan hebben we het over 6 kg hooi dat het paard in 24 uur binnenkrijgt. Als het paard nu sneller eet en 1 kg hooi eet in 45 minuten, dan komen we nog steeds op 8 kg in 24 uur. Als gezonde paarden onbeperkt mogen eten, krijgen ze normaal gesproken 2-3% van hun lichaamsgewicht aan hooi. Een paard van 500 kg heeft dus 10-15 kg hooi per dag nodig om aan zijn behoeften te voldoen. Je begint al te zien dat met 6 uur toegang tot een hooiautomaat en een normale eetsnelheid zich hier een discrepantie voordoet. Dus ons paard van 500 kg zou eerder 10 uur toegang tot hooi nodig hebben om in zijn behoeften te voorzien.

Nu kunnen paarden hun eetsnelheid verviervoudigen. Dus in plaats van gemiddeld 1 kg hooi binnen 1 uur te eten, kunnen ze in dezelfde tijd bijna 4 kg hooi binnenkrijgen. Dus in de 6 uur toegangstijd kan het paard 24 kg hooi naar binnen werken. Om dit te voorkomen worden vaak dichtmazige hooinetten in de automaat gebruikt om de hoeveelheid per tijdseenheid te beperken. Dus weer meer stress voor het paard, omdat het nu zoveel mogelijk hooi uit het net moet plukken in zijn 30 minuten – en waarschijnlijk niet eens aan zijn dagelijkse portie komt die het dagelijks nodig heeft.

Aan de ene kant zorgt dit er allemaal voor dat eten geen moment van ontspanning is (wat het eigenlijk wel is in een natuurlijke voeding, omdat hier endorfine, of gelukshormonen, vrijkomen tijdens het kauwen). In plaats daarvan betekent eten stress en tijdsdruk.

Wanneer paarden onder tijdsdruk eten en hun eetsnelheid verhogen – een factor die zowel bij automatische hooivoeders als bij hooiruiven met tijdschakelaar een rol speelt – veroorzaakt dit een veranderd kauwgedrag en een slechtere vermaling van plantenvezels. Dit kan leiden tot een verstoorde peristaltiek, dysbiose van de dikke darm en een slechtere spijsvertering. Daarnaast zorgt de constante stress rondom het voer voor de ontwikkeling van stressgerelateerde maagzweren en verhoogde glucocorticoïdspiegels, die zich op de lange termijn kunnen uiten in stressgerelateerde insulineresistentie, hoefbevangenheid of de ziekte van Cushing.

Bovendien is eten eigenlijk een sociale aangelegenheid – niet alleen voor ons mensen, maar ook voor paarden. Je ziet dus vaak bevriende paarden samen bij de voerbak staan, hoofd aan hoofd eten en dan ook samen een dutje doen. Dit natuurlijke sociale gedrag wordt belemmerd als de paarden alleen naar de hooiautomaat gaan voor individuele voeding. Tussendoor is er weinig tijd voor sociaal gedrag, omdat er voor de automaat gewacht moet worden om weer naar binnen te mogen om verder te eten. Al met al een systeem dat niet bepaald bevorderlijk is voor de ontwikkeling van gezond en natuurlijk groepsgedrag.

Dat zulke automatische systemen negatieve effecten hebben op de gezondheid van paarden is duidelijk te zien aan de dagelijkse ervaringen in de stallen, als je de tijd neemt om de paarden met open ogen te observeren.

Dus in plaats van paarden te dwingen om “maaltijdeters” te worden, zoals mensen of honden van nature zijn, kunnen we ze beter de kans geven om hun natuurlijke eetgedrag uit te leven. En van nature is het paard een dier dat verteert in de dikke darm en dus een permanente eter is. Het is aangetoond dat pauzes tijdens het eten van ruwvoer nadelige effecten hebben op zowel de maag (maagzweren) als de dikke darm (dysbiose).

Ruwvoer moet 24/7 beschikbaar zijn. Elke geforceerde ruwvoerpauze die niet op eigen initiatief van het paard plaatsvindt, veroorzaakt stress.
Elk gebrek aan ruwvoer, door een gesloten of lege ruif, veroorzaakt nog meer stress omdat het paard niet weet of en wanneer het weer eten krijgt.

Een wild paard zou – wanneer een gebied is leeggegeten – op zoek gaan naar een nieuw gebied waar weer voedsel beschikbaar is, om vervolgens een dutje te doen (zodra de voedselvoorraad is veiliggesteld). Onze paarden daarentegen moeten bang blijven voor voedselvoorraden totdat ze weer toegang krijgen tot hooi. Dat is pure stress met alle negatieve langetermijngevolgen van dien.

In plaats van te praten over zulke – niet geheel goedkope! – systemen om het voerbeleid van paarden op zijn kop te zetten, moeten we er liever voor zorgen dat de kwaliteit van het hooi dat in de ruif gaat ook geschikt is voor paarden. Dit betekent niet alleen dat het vrij moet zijn van schimmels en andere bederfveroorzakende micro-organismen, maar ook dat de voedingswaarden kloppen. Recreatiepaarden mogen geen hooi krijgen met een suikergehalte van meer dan 10%. Optimaal is hier hooi met een suikergehalte van <6%. Het ruweiwitgehalte moet 6-9% zijn. Als het aanzienlijk hoger is dan dat, kan het hooi gevoerd worden aan sportpaarden of paarden die snel aan gewicht verliezen, maar niet aan de sowieso al dikke pony’s.

Natuurlijk is het niet gemakkelijk om hooi van voldoende kwaliteit te produceren of te kopen. Maar de zogenaamd gemakkelijke weg via beperkte toegang tot hooi – of dat nu via automaten of het voeren in maaltijden is – is altijd de zekere weg naar ontsporing van de stofwisseling en ziektes bij het paard.