Leestijd 3 minuten

Tijdens het weideseizoen denken de meeste paardeneigenaren niet te veel na over het voerbeleid van hun lieveling. Het paard staat in de wei, heeft alles wat het nodig heeft, de wereld is in orde. Maar zodra het verharen in het najaar begint en het paard van de inmiddels schrale weiden overgaat op paddock en hooi, maken de meeste mensen zich zorgen of het paard nu nog wel alles krijgt wat het nodig heeft.

Elke vachtwisseling is een aanzienlijke belasting voor de ontgiftingssystemen, d.w.z. de lever en de nieren. Het hele eiwitmetabolisme wordt als het ware op zijn kop gezet. Dit produceert aanzienlijke hoeveelheden lichaamseigen afvalstoffen die via de ontgiftingssystemen moeten worden afgevoerd.

Daarnaast worden mineralen aan het organisme onttrokken voor de vorming van nieuw haar. Vooral zwavel is nodig voor de vorming van keratine om het haar de nodige stabiliteit te geven. Maar ook zink wordt in deze periode in grotere mate verbruikt. Naast een normale en uitgebalanceerde mineraalvoeding (bijv. Mineral Pur G van OKAPI), moet je deze twee mineralen daarom altijd goed in de gaten houden tijdens de vachtwisseling. Zink kan worden gedetecteerd in het bloedbeeld, het maakt deel uit van het sporenelementprofiel. Als het ruim binnen het normaalbereik ligt, is de toevoer via het mineraalvoer zelfs in stressvolle tijden volledig toereikend. Als het echter op de ondergrens ligt of er al onder, dan moet er zink worden gegeven naast het zink in het mineraalvoer gedurende deze periode. Om de voorraden zo snel en effectief mogelijk aan te vullen bij een bewezen zinktekort, is het raadzaam om zinkchelaat te geven, dus in organische vorm (bijv. OKAPI Zinkchelaat Plus). Organische mineralen “misleiden” het natuurlijke opnamemechanisme van mineralen in de darmwand en worden daarom sneller en in grotere mate opgenomen dan anorganische mineralen.

In tegenstelling tot zink is een zwaveltekort niet aantoonbaar in het bloedbeeld. Het wordt eerder symptomatisch herkend, omdat zwavel overal nodig is waar hoornstructuren worden opgebouwd: Huid, haar, hoeven. Paarden met een latent zwaveltekort hebben vaak te maken met een slechte hoefhoornkwaliteit of een gebrek aan hoefgroei. Bovendien hebben zij vaak huidproblemen (eczeem, mok…) of manen en staart wordt steeds dunner. Daarom hebben ze vaak moeite om een goede wintervacht te vormen of dit in het voorjaar weer kwijt te raken. Ook hebben veel paarden met chronische ademhalingsproblemen een niet gediagnosticeerd zwaveltekort als een van de symptomen. Paarden nemen zwavel van nature voornamelijk op door het gehalte zwavelhoudende aminozuren in hun voer, maar een overmaat aan aminozuren of eiwitten in het voer belast de nieren ook snel. Daarom kan men dit vermijden en zwavel in organische vorm geven als MSM (methylsulfonylmethaan).

Als er een bewezen zinktekort is, is er vaak ook een onopgemerkt zwaveltekort. Daarom worden beide mineralen vaak parallel gegeven als kuur tijdens de vachtwisseling, meestal over een periode van 6-8 weken. Ze smaken allebei niet zo lekker, dus je moet ze mengen met een handvol geweekte hooicobs om de smaak te verbergen, dan worden ze over het algemeen goed gegeten. Zo’n kuur vult de voorraden van het lichaam van de twee mineralen aan, zodat ze beschikbaar zijn voor extra stress zoals het verharen.

Zelfs als je zink en zwavel geeft, heeft het paard nog steeds zijn mineraalvoer nodig om alle andere mineralen in balans te houden, dus vergeet dat op dit moment niet. En natuurlijk moet er altijd een zoutliksteen beschikbaar zijn. Want vooral als de paarden al een warme ondervacht hebben, maar overdag stijgt de temperatuur nog tot boven de 30°C, verliezen ze natriumchloride door te zweten. Die natriumchloride moet worden aangevuld door aan de zoutsteen te likken.