Leestijd 8 minuten

Zomereczeem, hooistofallergie & co.

Elke zomer komt er weer de tijd dat veel paarden hun staart en manen schuren als gevolg van verschillende allergieën. Het is echter niet alleen zomereczeem, waarbij paarden allergisch zijn voor het speeksel van de Culicoïdes-mug, dat een groot probleem vormt, maar ook allergieën die worden veroorzaakt door factoren die het hele jaar door voorkomen, zoals schimmel in hooi (“hooistofallergie”) of pollen.

De genoemde allergieën staan bekend als type I allergieën, wat betekent dat er op een bepaald moment een eerste contact is geweest, dat nog asymptomatisch was, en het lichaam vervolgens zogenaamde IgE-antilichamen vormt. Deze antilichamen herkennen dan altijd het binnendringen van deze allergenen in het lichaam, waardoor mestcellen en basofiele granulocyten worden geactiveerd. Tijdens deze reactie komen verschillende chemische stoffen zoals histamine vrij, die een ontstekingsreactie bevorderen en vervolgens jeuk, tranende ogen, hoesten of urticaria veroorzaken, de typische symptomen van een allergie.

In tegenstelling tot paarden met een pollenallergie, voor wie het weideseizoen de moeilijkere tijd van het jaar is, hebben paarden met een allergie voor schimmels uit hooi meestal geen symptomen in het weideseizoen en meer last in de winter. Niet alle paarden die hoesten zijn echter per se allergisch.

RAO/COPD is vaak geen allergische aandoening

Paarden met RAO (Recurrent Airway Obstruction) of COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease), zoals de ziekte ook wel wordt genoemd, worden vaak hooistofallergiepatiënten genoemd. Deze paarden reageren op het stof in het hooi met geïrriteerde luchtwegen, hoesten en soms ademnood. In de literatuur zijn gevallen beschreven waarin IgE-antilichamen tegen mijten zijn aangetoond; allergieën voor schimmelsporen zijn ook aangetoond, maar niet voor stof. Er bestaat dus niet zoiets als een “hooistofallergie”; paarden kunnen alleen allergisch zijn voor mijten of schimmels in hooi. Wel kan hooistof op zichzelf een (niet-allergische) droge hoest veroorzaken bij paarden met ontstoken luchtwegen.

Verschillende factoren kunnen uiteindelijk leiden tot COPD, variërend van chronische ontsteking van de bijholten en inadequate wijze van houden (zoals gesloten stallen met slechte luchtkwaliteit) tot fouten bij het voeren, zoals het verstrekken van beschimmeld hooi. COPD kan dus worden uitgelokt door allergieën (zoals schimmels, mijten, pollen en dierenharen), maar dat is niet noodzakelijk het geval. De eerste stap is het identificeren van de specifieke oorzaak van de symptomen, zodat een gerichte behandeling kan worden gegeven om het paard te helpen. Een dagboek kan helpen om de mogelijke oorzaken nauwkeuriger te bepalen door het voorkomen en de ernst van de symptomen te vergelijken met factoren zoals de tijd van het jaar, pollenkalender en veranderingen in de huisvesting of de kwaliteit van het voer.

Neusnetten en voeding op maat

Voor paarden met een pollenallergie die vaak reageren met hoofdschudden, een kriebelneus of een loopneus, zijn neusnetten vaak effectief gebleken. Vrije toegang tot de stal overdag is ook een voordeel, zodat de paarden zich kunnen terugtrekken. In de stal worden ze vaak minder blootgesteld aan pollen dan in de wei of de uitloop.

Schimmelallergiepatiënten zijn heel anders: zij hebben waarschijnlijk meer baat bij weidegang in de zomer en het vermijden van blootstelling aan schimmels, bijvoorbeeld door het gebruik van houtkrullen of vlas en hooi dat met warme lucht gedroogd is. Elke baal hooi die ook maar een beetje beschimmeld is en die door gezonde paarden nog wel wordt verdragen, kan de volgende allergieaanval uitlokken, variërend van hoesten tot ernstige ademhalingsproblemen.

Een eczeemdeken wordt meestal aanbevolen voor paarden die aan zomereczeem lijden, tenzij ze in kustgebieden wonen of op hoogten waar geen allergieverwekkende muggen voorkomen. In het geval van zomereczeem is het echter ook essentieel om op de aanwezigheid van KPU te testen en het voer dienovereenkomstig aan te passen. Hoe suikerrijker het dieet van deze paarden, hoe aantrekkelijker ze zijn voor muggen. Voeding kan dus van grote invloed zijn op het optreden en de ernst van de allergie.

Paard met eczeemdeken
© Adobe Stock / Petra Eckerl

Aangeboren allergieën bij paarden

Vooral bij IJslandse paarden is er vaak discussie over de vraag of hun allergie voor het speeksel van de Culicoides mug ook aangeboren zou kunnen zijn, wat wijst op een bepaalde genetische aanleg binnen bloedlijnen of afstamming. Helaas is er tot op heden nog geen duidelijk “zomereczeem gen” geïdentificeerd.

Bovendien spelen omgevingsfactoren net zo’n belangrijke rol bij allergieën als genetica.

Voor zover we vandaag de dag weten uit studies op verschillende diersoorten, zijn er meestal meerdere genen betrokken bij de ontwikkeling van allergieën, waardoor identificatie niet zo eenvoudig is en aangetaste dieren niet simpelweg uitgesloten kunnen worden van de fokkerij. Bovendien speelt, zoals hierboven vermeld, epigenetica ook een zeer belangrijke rol bij allergieën, omdat een bepaalde mutatie in een gen bijvoorbeeld niet altijd leidt tot klinische symptomen.

Dus zelfs als er op een dag een “genetische test” voor zomereczeem zou zijn, garandeert dit niet 100% of het paard de ziekte ook zal ontwikkelen. Dit komt omdat dergelijke genen in eerste instantie alleen een predispositie aangeven, wat betekent dat er een genetische aanleg is voor een bepaalde ziekte of gevoeligheid. Of deze ziekte zich vervolgens manifesteert en klinisch relevant wordt of niet, hangt onder andere af van de leefomstandigheden zoals voeding, houderij, medicatie, stressniveaus, enz. Dit biedt weinig verlichting voor het door allergie getroffen paard. Het is daarom veel nuttiger om de precieze oorzaak te kennen, omdat je dan kunt bepalen welke allergenen je moet vermijden.

Allergietesten voor paarden

Er zijn tegenwoordig verschillende allergietesten beschikbaar voor paarden. IgE-antilichamen worden gedetecteerd in serum met behulp van de zogenaamde ELISA’s (Enzyme-Linked Immunosorbent Assays), die het meest worden gebruikt. Deze testen zijn echter nog niet gevoelig genoeg om een betrouwbare uitspraak te doen. Dit kan leiden tot zowel vals-negatieve als vals-positieve resultaten. Dit betekent dat stoffen herkend kunnen worden als problematische allergenen zonder dat het paard symptomen vertoont (fout-positief), of dat stoffen niet herkend worden als allergenen ook al reageert het paard erop met allergische symptomen (fout-negatief).

Bloedafname bij een paard
© Adobe Stock / Charlymorlock

Assays die het leukotrieengehalte van basofiele granulocyten (CAST – Cellular Antigen Stimulation Test) of het histaminegehalte (FIT – Functional In Vitro Test) meten zijn meer geschikt. De grootste moeilijkheid hierbij is echter altijd om het exacte allergeen te identificeren.

Als het lukt om de uitlokkende factoren te identificeren, zou desensibilisatie via immunotherapie bij paarden ook succesvoller zijn. Op dit moment is het succes van desensibilisatie bij paarden echter zeer beperkt. Een goed beheer van het allergische paard heeft meestal een grotere impact op de levenskwaliteit dan dergelijke behandelingen.

Immuuntherapie bij paarden

Op dit moment is de grootste hoop voor de behandeling van allergieën bij paarden gevestigd op immunotherapie. Onderzoek op dit gebied staat echter nog in de kinderschoenen. De meeste publicaties melden een verbetering van de symptomen in de eerste twee jaar, die daarna weer afneemt. Betrouwbaardere tests die het exacte antigeen identificeren en een daarop gebaseerde gerichte immuuntherapie zouden wenselijk zijn, maar zijn nog toekomstdromen. Tot die tijd is de enige actie het paard te managen door middel van passende houderij- en voedingsmaatregelen, zodat het zich zo goed mogelijk kan redden.

Allergiepreventie en -management

Hoe minder stress een paard heeft en hoe minder voedingsfouten er worden gemaakt, hoe kleiner het risico op het ontwikkelen van een allergie. Als de darmen niet goed functioneren, neemt de gevoeligheid voor allergieën aanzienlijk toe, aangezien ongeveer 70% van het immuunsysteem van het paard zich in de darmen bevindt. Ontsteking van het darmslijmvlies en het daarmee gepaard gaande “leaky gut syndrome” overbelasten het immuunsysteem in de darmwand. Zelfs als het paard (nog) geen symptomen van een allergie vertoont, kun je preventief voer vermijden dat de ontwikkeling van een allergie bevordert, zoals kuil.

Stress kan echter ook leiden tot chronische ontstekingsreacties in de darmen, maar dit is vaak erg moeilijk te herkennen bij paarden. Dit kan bijvoorbeeld worden uitgelokt door chronische pijn of ongeschikte huisvestingsomstandigheden. Niet elk paard is geschikt voor groepshuisvesting; vooral oude of laag in rang staande paarden ervaren vaak constante stress in grote groepen of in kuddes met veel wisselingen. Chronische pijn, bijvoorbeeld door artrose, subklinische hoefbevangenheid of omdat de paarden de hele dag op harde grond in de paddock moeten staan, kan ook problematisch zijn. Op de lange termijn veroorzaken ze niet alleen maagzweren, maar ook ontsteking van het darmslijmvlies, wat op zijn beurt de gevoeligheid voor allergieën vergroot.

Natuurlijk zijn al deze factoren ook van toepassing als het paard al last heeft van een allergie. Door stress te verminderen, voedingsfouten te vermijden of de darmen te stabiliseren, kan de allergische aanleg meestal sterk worden verminderd, wat een aanzienlijke verlichting voor het paard betekent.