We hebben het allemaal wel eens meegemaakt: het paard is kreupel en niemand weet waarom. Goed advies is meestal duur, want voordat de therapie kan beginnen, moet het probleem eerst worden gediagnosticeerd. Vervolgens komt de vraag op welke procedure gebruikt kan worden om het paard überhaupt te helpen of welk type diagnostiek zinvol is.
De opties zijn veelzijdig, maar niet altijd even goedkoop. Als een narcose nodig is, is de diagnose niet altijd zonder risico voor het paard. Om een verstandige beslissing te kunnen nemen over welke procedures wel of niet uit te laten voeren, is het nuttig voor paardeneigenaren om de diagnostische waarde van de individuele methoden en hun prijsklasse te kunnen beoordelen. We zouden alles geven voor ons huisdier, maar als je duizenden euro’s uitgeeft aan een procedure die uiteindelijk niet helpt om de oorzaak te vinden, dan mag je je terecht ergeren.
Hier volgt een overzicht van de diagnostische methoden die momenteel worden gebruikt. Niet elke dierenarts biedt ze allemaal aan. Voor sommige heb je een specialist nodig die de apparatuur en de ervaring heeft om ze te interpreteren. Andere kunnen alleen worden uitgevoerd in gespecialiseerde klinieken, wat gepaard gaat met vervoer van het paard en mogelijk een verblijf in de kliniek als kostenfactor.
Röntgen en echografie – de mobiele oplossing voor een snelle controle
De meest gebruikte methoden zijn röntgenfoto’s en echografie of sonografie. De dierenarts heeft meestal mobiele apparatuur bij zich, waarmee eerst kan worden geprobeerd de oorzaak van de kreupelheid of zwelling vast te stellen. Deze kleine apparaten zijn over het algemeen niet zo krachtig als vaste apparaten in een dierenkliniek, maar het onderzoek kan op stal worden uitgevoerd, wat stress en kosten voor paard en eigenaar vermindert.
Tijdens een röntgenfoto wordt radioactieve straling door het lichaam gestuurd en op verschillende manieren geabsorbeerd door weefsel, botten en organen. De reststraling komt dan terecht op een röntgenfilm aan de andere kant, die in verschillende mate wordt belicht. Het resultaat is een tweedimensionale afbeelding in zwart-wit van het onderzochte lichaamsdeel. Bot absorbeert aanzienlijk meer straling dan zacht weefsel (kraakbeen, pezen, banden, spieren, enz.). Terwijl deze laatste alleen als contouren op de röntgenfoto te zien zijn, kunnen botstructuren zeer gedetailleerd worden gevisualiseerd. Röntgenstralen worden daarom meestal gebruikt om botten bij paarden te onderzoeken. Deze omvatten fracturen (breuken), scheuren (haarlijnfracturen), veranderingen in dichtheid (bijv. het naviculare bot in het geval van hoefkatrolontsteking of subchondrale botcysten) en de positie (bijv. van het hoefbeen na hoefbevangenheid of van fragmenten die zijn afgebroken na fracturen).
Bij echografie, ook bekend als sonografie, worden gerichte geluidsgolven door het te onderzoeken weefsel gestuurd in plaats van röntgenstralen. Deze worden verschillend gereflecteerd door verschillende weefsels vanwege hun verschillende watergehalte en de reflectie wordt weer opgepikt door de ultrageluidsonde en weergegeven als een zwart-wit beeld. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk om peesschade of weefsellittekenvorming te herkennen. De mobiele dierenarts zal echografie voornamelijk gebruiken voor pees- en bandenletsels en voor gynaecologisch onderzoek. Met grote apparaten, zoals die in sommige klinieken te vinden zijn, is het zelfs mogelijk om inwendige organen zoals de longen of het hart te bekijken. Dus als je een echo van het hart nodig hebt voor een sportpaard, moet je het paard naar een gespecialiseerde kliniek brengen.
Echografie en röntgenfoto’s worden daarom meestal in de stal uitgevoerd door een mobiele dierenarts die de juiste apparatuur bij zich heeft. Röntgenstralen worden gebruikt voor vermoedelijke botschade, echografie voor vermoedelijke schade aan weke delen. De kosten variëren (afhankelijk van het aantal opnames, de moeilijkheidsgraad van de analyse en andere factoren), maar zijn over het algemeen te overzien, zodat deze onderzoeken ook op verdacht uitgevoerd kunnen worden als de normale anamnese geen duidelijk resultaat oplevert.
Computertomografie (CT) – de 3D-röntgenopname
Als het röntgenologisch onderzoek geen duidelijke diagnose oplevert, hoewel er een sterke verdenking is op botschade, is het mogelijk om het paard te onderzoeken met behulp van computertomografie. In principe is het vergelijkbaar met röntgenstraling, omdat röntgenstraling ook door het te onderzoeken weefsel wordt gestuurd. In tegenstelling tot röntgenstraling is het resultaat echter niet tweedimensionaal. Bij CT worden meerdere beelden op verschillende vlakken gemaakt, die vervolgens op de computer worden gecombineerd tot een driedimensionaal beeld. Dit maakt een veel nauwkeurigere weergave en evaluatie van de onderzochte structuren mogelijk.
Bij paarden is deze methode momenteel alleen mogelijk voor de benen en het hoofd/halsgebied; er zijn (nog) geen computertomografieën die groot genoeg zijn om een compleet paard te onderzoeken. Het onderzoek kan staand of liggend worden uitgevoerd. Tijdens het staande onderzoek is geen diepe sedatie nodig, alleen lichte sedatie, zoals ook wordt gebruikt voor een gebitsbehandeling. Een CT-scan is altijd nodig als de conventionele röntgenfoto geen duidelijke diagnose heeft opgeleverd, bijvoorbeeld in het geval van kleine scheurtjes in het bot die niet zichtbaar zijn op de conventionele röntgenfoto. Een over het hoofd geziene scheur kan bij verdere belasting in een breuk veranderen en afhankelijk van de locatie kan het dan niet meer mogelijk zijn om deze te behandelen. Het nadeel van computertomografie is het noodzakelijke vervoer naar een kliniek, de verdoving en de niet onaanzienlijke kosten, want je moet ongeveer 800 euro rekenen voor het onderzoek.
Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) – de gouden standaard
Als noch een CT-scan noch een echoscopie iets kan aantonen, is er ook nog de optie om een MRI (magnetic resonance imaging of magnetische resonantietomografie) te laten maken. Ook hier is het alleen mogelijk om naar de benen en het hoofd/halsgebied te kijken, omdat er (nog) geen MRI-apparaten zijn die groot genoeg zijn voor een compleet paard. Welke lichaamsdelen van het paard onderzocht kunnen worden en of het paard staand of liggend onderzocht wordt, hangt af van het apparaat voor zowel CT als MRI; je moet van tevoren met de kliniek van je keuze overleggen welke onderzoeken zij kunnen uitvoeren.
MRI produceert een driedimensionaal beeld van al het weefsel met behulp van magnetische velden en radiogolven, waardoor het als het ware een combinatie is van CT en echografie. Dit zorgt voor een zeer hoge informatieve waarde, omdat aan de ene kant alle weefsels zijn opgenomen en aan de andere kant de kwaliteit van de beelden uitstekend is. Bijna alle structuren van het lichaam kunnen hier worden gevisualiseerd, d.w.z. pezen, botten en het omringende weefsel. Dit maakt een nauwkeurige diagnose van het zachte weefsel mogelijk in delen waar verschillende structuren elkaar overlappen en echografie dus geen duidelijk resultaat geeft. Er zijn echter maar heel weinig dierenklinieken die zo’n apparaat hebben. Daarnaast zijn er natuurlijk het vervoer naar de kliniek, de verdoving en de kosten, die samen ongeveer 1.200 euro bedragen.
Scintigrafie – voor het opsporen van ontstekingen
Niet altijd kan de kreupelheid duidelijk gelokaliseerd worden. Veel mensen hebben dit wel eens meegemaakt: het paard loopt op de een of andere manier niet soepel, lijkt op alle benen te tikken of de kreupelheid dwaalt heen en weer en je krijgt maar geen grip op de oorzaak. Dit kan gebeuren als de oorzaak van het bewegingsgedrag in de romp ligt of als er meerdere structuren in het bewegingsapparaat zijn aangedaan. Bij dergelijke onduidelijke problemen in het bewegingsapparaat van paarden wordt vaak scintigrafie gebruikt. Terwijl sonografie ideaal is voor het onderzoeken van specifieke, afgegrensde weefselgebieden, kan met scintigrafie het hele paard worden onderzocht om de oorzaken van het probleem te vinden.
Voor deze onderzoeksmethode krijgen de paarden een intraveneus infuus met radioactieve stoffen. Deze radioactieve stoffen hopen zich vooral op in delen van het lichaam die aangetast zijn door ontstekingsprocessen. Vervolgens wordt de radioactieve straling geabsorbeerd en worden de gebieden waar de ontsteking zit zichtbaar als donkere vlekken in het beeld.
Scintigrafie wordt voornamelijk gebruikt voor botproblemen, maar ook banden, gewrichten en pezen kunnen onderzocht worden. Want welk weefsel er ook ontstoken is: er is altijd een ophoping van radioactiviteit in dit gebied. Lichte sedatie is ook voor dit type onderzoek nodig, maar het onderzoek wordt staand uitgevoerd, wat het risico aanzienlijk vermindert in vergelijking met een echte narcose. Daarnaast moet het paard één tot drie dagen in quarantaine blijven, dat wil zeggen opde kliniek, vanwege de straling van de toegediende radioactieve stoffen.
Omdat de ophoping van radioactiviteit wordt gescand met een zogenaamde gammacamera, kunnen de ophopingen in het hele paardenlichaam worden gevisualiseerd. Dit heeft het voordeel dat ook structuren die met andere onderzoeksmethoden niet te zien zijn, hier zichtbaar kunnen worden gemaakt. Dit kan vooral nuttig zijn als het gaat om kreupelheid “van bovenaf”, waarbij je niet precies weet of het komt van het SI-gewricht, het bekken, de knie of de lumbale wervelkolom. Het nadeel is dat het door de nabijheid van structuren vaak niet mogelijk is om een exacte diagnose te stellen, dus om te onderscheiden of de pees, banden, gewrichtskapsel, spier, bot of een combinatie hiervan in het gebied is aangetast. Daarom is in de volgende stap meestal verdere diagnostiek nodig om dit nog nauwkeuriger te kunnen onderscheiden. Daarnaast zijn er natuurlijk het vervoer, de verblijfskosten op de kliniek en de kosten van de methode, die rond de 800 euro liggen.
Thermografie – diagnostiek via infraroodstraling
Thermografie wordt op een vergelijkbare manier gebruikt als scintigrafie. Ook hier wordt het lichaam gescand, maar alleen met een warmtebeeldcamera voor infraroodstraling. Deze meet de warmte die het paard afgeeft en kan worden gebruikt om storingen in de bloedsomloop, ontstekingen en overbelaste structuren op te sporen. Dit betekent dat thermografie, net als röntgenstralen of echografie, geschikt is voor een eerste opheldering van het probleem en zelfs preventief kan worden gebruikt in het geval van overbelaste structuren, om letsel te voorkomen, als overbelaste structuren van tevoren worden beschermd.
Het voordeel van thermografie ten opzichte van scintigrafie is dat er geen radioactieve stoffen aan het paard hoeven te worden toegediend. De meeste thermografen zijn ook mobiel en komen naar de stal voor het onderzoek. Hier moeten echter wel een aantal voorwaarden aan voldoen. Het paard mag bijvoorbeeld niet van tevoren in de zon hebben gestaan, de opnamelocatie moet zo tochtvrij mogelijk zijn, etc., anders kunnen er geen betrouwbare resultaten uit worden gehaald. Ook hier is het niet mogelijk om het aangetaste weefsel precies te lokaliseren, zodat verdere diagnostische verduidelijkingen meestal nodig zijn, bijvoorbeeld met behulp van een röntgenfoto of echografie. De methode beperkt echter in ieder geval het gebied van het lichaam waar zich ontstekingsprocessen bevinden die waarschijnlijk de oorzaak zijn van de zichtbare kreupelheid. Thermografie wordt meestal uitgevoerd door niet-veterinairen, daarom variëren de prijzen nog meer dan voor veterinaire diensten. Voor een goed opgeleide thermograaf en een volledige thermografie van het paard, inclusief een professionele evaluatie, moet je echter rekenen op een minimumbedrag van 200 euro.
Wat, wanneer en bij welke problemen?
Als een paard kreupel loopt, zal de dierenarts eerst de klassieke diagnose stellen, die bestaat uit het bekijken van het paard in beweging om het getroffen gebied te bepalen: links, rechts, voor, achter, belastings- of bewegingskreupelheid? De volgende onderzoeksmethoden waarover hij beschikt zijn de adspectie (kijken), palpatie (tasten) en de buigproef. Als de kreupelheid vanuit de hoef komt, kun je ook een hoeftang gebruiken om te voelen of de teen (vermoeden van hoefbevangenheid) of het gebied van de hoefkatrol is aangetast. Hoe meer ervaring de dierenarts heeft, hoe nauwkeuriger de verklaring meestal zal zijn. Deze onderzoeken leiden vaak tot een eerste vermoeden als er bijvoorbeeld sprake is van zwelling of als het paard bepaalde beschermende houdingen aanneemt of gevoelig reageert in een bepaald deel van het lichaam. Afhankelijk van de lokalisatie wordt dan beslist over de volgende stap, namelijk echografie of röntgen, die in de stal kan worden uitgevoerd.
Als de kreupelheid niet duidelijk aan één been kan worden toegewezen of als moet worden aangenomen dat de oorzaak niet in het onderste (distale) deel van het ledemaat zit, maar ergens dichtbij het lichaam (bijv. knie) of misschien afkomstig is van de wervelkolom, dan kan thermografie worden gebruikt om een eerste beoordeling te maken. Afhankelijk van de resultaten wordt dan besloten of het paard naar een kliniek moet worden gebracht voor verder onderzoek om de oorzaak te lokaliseren met behulp van scintigrafie, computertomografie (CT), magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) of artroscopie (endoscopie van het gewricht).
Alleen een duidelijke diagnose maakt gerichte therapie in de volgende stap mogelijk. Besparen op diagnostiek is besparen aan de verkeerde kant. Want een behandeling “op basis van een vermoeden” kan – als de diagnose helemaal verkeerd is – meer schade aanrichten en uiteindelijk duurder uitvallen dan wanneer er vanaf het begin een goede diagnose was gesteld.
- Hoesten tijdens het aandraven – Is het COPD of kan het ook iets anders zijn? - 30. oktober 2023
- Onderzoek: tijdgestuurde hooiruiven vergeleken met onbeperkt hooi en slowfeeders - 6. september 2023
- Te warm, te koud, te droog, te nat – extreem weer veroorzaakt ook problemen voor paarden - 29. augustus 2023