Leestijd 15 minuten

Je loopt de stal binnen, uitkijkend naar een mooie buitenrit met mooi weer – maar in plaats van blij naar je toe te komen, zoals gewend, staat je paard in de schuilstal en tilt hij slechts langzaam zijn hangende hoofd op wanneer je hem roept. In de meeste gevallen is dit geen indicatie dat je het dutje van je paard verstoort (hoewel dit ook een mogelijkheid kan zijn als je normaalgesproken nooit op dit tijdstip komt). Integendeel, het kan een indicatie zijn dat er iets mis is. Ook weet je nog niet wat precies het probleem is, is het verstandig deze signalen serieus te nemen. Omdat paarden als vluchtdieren geprogrammeerd zijn om zwakte en ziekte zo lang en zo goed mogelijk te verbergen. Terwijl een kreupelheid of een uitwendige blessure voor ons makkelijk te herkennen is, zijn inwendige problemen – van koliek tot stofwisselingsstornissen – vaak alleen door subtiele symptomen te herkennen. Daarom is het belangrijk om ook kleine signalen op te merken. Ook al lijken deze onschuldig kunnen het eerste tekenen voor serieuze gezondheidsklachten zijn.

1. Gebrek aan eetlust

Eten is samen met ademen een van de laatste overlevingsinstincten die het paard heeft voordat het zijn wil om te leven verliest. Wanneer een paard niet meer eet moeten bij jou dus alle noodbellen luiden dat iets niet klopt. Natuurlijk is het mogelijk dat jou paard de afgelopen uren zijn buik bij de hooiruif of op de wei heeft gevuld en nu gewoon een digestief dutje doet. Maar als jou paard niet eens zijn hoofd naar je toedraaid wanneer je met de gevulde voerbak om de hoek komt is er iets behoorlijk mis. Krijgt jou paard op stal zijn portie hooi een kauwt het maar lusteloos op enkele halmpjes is ook dit een teken dat iets niet goed zit. Gras wordt vaak nog langer/beter gegeten dan hooi. Laat jou paard zelfs zijn krachtvoer staan is het echt vijf voor twaalf. Maar een gebrek aan eetlust kan een aantal oorzaken hebben: Van koliek over gebitsproblemen tot maagzweren kunnen hier verschillende aandoeningen het achterliggende probleem zijn. Daarom is het mij verminderde eetlust aan te raden om altijd en gelijk de dierenarts erbij te halen om spoedgevallen zoals een koliek uit te kunnen sluiten.

2. Diarree, mestwater

Veel eigenaren van paarden die in de winter last van mestwater hebben vinden dit inmiddels “normaal” terwijl het een indicatie ervoor is dat er in de dikke darm iets behoorlijk misloopt. En de dikke darm is de centrale schakel voor een gezonde stofwisseling bij paarden. Daarom is het belangrijk dat zelfs bij een lichte indicatie van mestwater al actie wordt ondernomen voordat het tot grotere problemen in de stofwisseling van het paard komt. Diarree bei veulens moet onmiddelijk worden behandeld omdat het vochtigheidsverlies erg groot is en het veulen anders dehydreert. Maar ook bij volwassen paarden is diarree geen geintje maar een duidelijk indicatie voor serieuze problemen in het spijsverteringssysteem. De oorzaken hiervoor zijn breed aangelegd: van slechte voerhygïene of kwaliteit van het ruwvoer over gebitsproblemen en maagzweren tot infecties. Bij oudere paarden kunnen ook hartaandoeningen of chronische pijn redenen voor dergelijke problemen in de spijsvertering zijn. De oplossing is niet om alleen een “bindmiddel” zoals bentoniet, psyllium (schillen) of aardpeer te voeren. Echter moet de oorzaak worden gevonden en moet deze therapeutisch worden aangepakt, zodat de darm stabiliseert en verdere stofwisselings- en immuunproblemen worden voorkomen.

© MZaitsev / Adobe Stock

3. Apathie, afzondering van de kudde

Wanneer jou paard eens in de schaduw staat te slapen terwijl zijn vriendje alweer de hooiruif aan het leegeten is, hoef je nog niet gelijk de dierenarts te bellen. Maar zie je dat een normaalgesproken gezellig paard ineens vaak apart van de kudde staat, kan dit een eerste indicatie voor een groter probleem zijn. Moet je jou paard ineens aan het halstertouw achter je aan slepen om hem of haar van de uitloop naar de poetsplaats te brengen, kan dit ook een eerste waarschuwing zijn. Ook bij een paard dat met rijden altijd gemotiveerd en voorwaarts of zelfs heet is en ineens sloom en lui is een helemaal geen motivatie meer toont, is het aan te raden om eens goed te checken wat er mogelijk aan de hand is. Dit kan een voorbode zijn van lichte koliek, maar ook van een pijnlijke (onopgemerkte) maagzweer, een onderliggende hoefbevangenheid of een infectie. Ook wij willen met de griep niet gaan hardlopen. Vandaar: afstappen (of niet eens opstappen) en nalopen wat hier mogelijk aan de hand is. Misschien is het inderdaad alleen het verstoorde middagsdutje of de paarden hebben de hele ochtend wezen rennen over de wei omdat er een nieuw paard in de kudde is gekomen. Maar misschien is het ook een serieus probleem, dus het is altijd goed om dit eerst helder te krijgen.

4. Abnormaal gedrag

Veel ruiters komen naar stal, halen hun paard uit hun stal of van de paddock/wei, maken een praatje met stalgenoten tijdens het poetsen en opzadelen, bellen of appen nog even snel tijdens het instappen en pakken dan het training op. Hetzelfde procedure ook na het rijden: hup hup, afzadelen, nog snel een borstel over het paard halen, alles opruimen en vlug naar huis. Hoe lastig is het dan om veranderingen in het gedrag van het paard waar te nemen, omdat de ruiter het paard bijna geen aandacht geeft. Terwijl je met een beetje aandacht, tijd, rust en waarnemingsvermogen al vroegtijdig veranderingen in het gedrag van jou paard kan zien, die iemand die jou paard niet zo goed kent misschien helemaal niet opvallen. Bijvoorbeeld wanneer jou paard dat altijd erg sociaal is ineens zijn kuddegenoten van de hooiruif wegjaagt. Het bovengemiddeld vaak slaan met de staart kan bijvoorbeeld ook een teken voor pijn of stress zijn. Of het bovengemiddeld vaak flemen, gapen of schuren. Gedrag dat voor het ene paard “normaal” is, zoals bijzonder gevoelig op vliegen reageren, kan een alarmsignaal zijn voor een ander paard dat vliegen anders volledig negeert en nu plotseling zijn hoofd schudt zodra er een landt. Het helpt om je paard vaker in alle rust te observeren: In de wei, op de paddock, in de kudde en natuurlijk ook wanneer je met hem bezig bent zoals tijdens het poetsen, opzadelen, etc. Als je – anders zo relaxed en meewerkend – paard plotseling tijdens het aansingelen hapt, kan dit al een indicatie zijn van een maagzweer, dat serieus genomen moet worden. Om het abnormale gedrag beter te herkennen, helpt het natuurlijk te weten hoe jou paard zich “normaalgesproken” gedraagt.

5. Koorts

Een verhoogde lichaamstemperatuur is meestal een indicatie van een infectie, maar we merken het vaak niet omdat het paard altijd warm aanvoelt. Maar vooral als je paard ook een beetje slap is en niet echt mee wil werken, kan dit een teken van koorts zijn, net als zweetplekken, neusafscheiding, hoest of diarree. Daarom is het in dergelijke gevallen goed jou paard te temperaturen. Dit kan je normaalgesproken met een gebruikelijk termometer doen dat je in de apotheek of bij de drogist kan kopen. De normale lichaamstemperatuur van een gezond paard ligt tussen de 37,5 en 38,2 graden. Het is handig als je al wat vaker de temperatuur van jou paard hebt gemeten toen het gezond was. Zo heb je al een idee wat de “normale” lichaamstemperatuur van jou paard is, aangezien sommige paarden altijd een beetje “koud” zijn en 38,3 graden al een lichte vorm van koorts kunnen betekenen, terwijl andere paarden altijd een beetje aan de bovengrens zitten, ook al zijn zij gezond. Als je de normale lichaamstemperatuur van jou paard kent, kun je verhoogde temperaturen vroeg opmerken en hierop reageren. Een paard met koorts moet natuurlijk zijn rust krijgen: dus op stal of in een apart stukje in de loopstal waar hij zijn kuddegenoten kan zien. Een ziek paard hoort niet in de kudde waar het andere paarden kan besmetten of van zijn groepsgenoten heen en weer wordt gejaagd. Al het andere wordt gediagnosticeerd en besloten door de dierenarts of therapeut.

Het opnemen van de temperatuur bij een paard
© pholidito / Adobe Stock

6. Verandering van hartslag of ademhaling

Wanneer je de stal binnenkomt en jou paard staat al met grote neusgaten te ademen alsof het net een marathon is gelopen, weten de meeste paardeneigenaren al dat iets hier niet goed gaat. Maar veranderingen, die op gezondheidsklachten kunnen wijzen, doen zich al veel vroeger voort. De polsslag van jou paard kan je of in de keeluitsnijding of met een beetje oefenen bij het been voelen of met een gewoon stethoscoop beluisteren. Ook hier geldt dat het makkelijker gaat als je het al een aantal keren met een gezond paard hebt geoefend. Is het paard ziek zijn wij als eigenaren vaak zenuwachtig en wordt het nog moeilijker als het voor de eerste keer moet doen. De polsslag van een gezond paard ligt bij 28-40 hartslagen per minuut. Is de afwijking naar boven of beneden extreem, kan dit een duidelijk alarmsignaal zijn. Een te lage pols kan bijvoorbeeld een teken voor bloedsomloop-problemen zijn, een te hoge pols duidt misschien op een koliek, ook al toont het paard verder geen symptomen. De ademhaling kan je het beste aan de flank zien door of goed te kijken of je hand erop te leggen – op het breedste stuk vlak voor het knie. Als het paard erg oppervlakkig ademt, kan je ook zijn neus te hulp nemen – bij het uitademen voel je warme lucht naar buiten komen. Tel de ademhaling, normaal zijn rond de 8-16 ademhalingen per minuut. Te snelle ademhaling is net zoals te langzame ademhaling een signaal voor mogelijke gezondheidsproblemen. Juist bij polsslag en ademhaling is het belangrijk dat je de normaalwaardes van jou paard kent wanneer het gezond is. Zo hebben bijvoorbeeld sportpaarden een lagere frequentie wat betreft hartslag en ademhaling, bij een “recreatie-Shetlander” zullen beide waardes hoger zijn. Meet en noteer de pols en ademhaling gewoon eens over een paar dagen op verschillende momenten van de dag, om een gevoel voor de normaalwardes te krijgen en afwijkingen als nodig beter te kunnen herkennen. Dit is bovendien een heel goede oefening.

7. Gewichtsverlies

Zolang paarden nog eten, is gewichtsverlies vaak een geleidelijk proces. Zie je jou paard (bijna) elke dag valt het je waarschijnlijk niet eens zo snel op. Vaak is het de hoefsmid of therapeut die komt en opmerkt, dat het paard sinds het laatste bezoek is afgevallen. Het is dus hulpzaam als iemand met een neutrale blik na langere periodes het paard bekijkt, om gewichtsveranderingen makkelijk te herkennen. Heb je deze mogelijkheid niet is de camera van je mobieltje weer eens je beste vriend. Maak in regelmatige afstanden (bijvoorbeeld 1x/week) een foto van de ruglijn van jou paard vanuit dezelfde hoek en ongeveer met hetzelfde lichtinval. Zo kan je de foto’s vergelijken en snel veranderingen (zowel positief als negatief) in de rugbespiering herkennen. Als je een paard hebt dat gevoelig is voor gewichtsschommelingen in de ene of de andere richting, kan een strooklat uit de schrijfwarenhandel ook goede diensten bewijzen: leg hem op het hoogste punt van de schoft en druk hem langs het paard. Daarna kun je het voorzichtig op het hoogste punt optillen, op een A3 vel papier leggen en overtrekken. Doe je dit een keer in de week, kan je veranderingen snel opmerken. Hetzelfde kan je natuurlijk ook bij het laagste punt van de rug van jou paard doen, wanneer het rustig en ontspannen staat, om een vergelijkingswaarde te hebben. Gewichtsverlies kan duiden op een slechte voerkwaliteit of onvoldoende hoeveelheid voer, maar kan ook duiden op gebitsproblemen, stress, chronische pijn of spijsverteringsproblemen (zelfs als de mest van je paard er normaal uitziet).

8. Veranderde vachtkwaliteit

Vachtkwaliteit wordt het vaakst genoemd in verband met de ziekte van Cushing, waar je meteen aan denkt als paarden een dikke wintervacht ontwikkelen of er iets langer over doen om te verharen in het voorjaar. Maar niet elk paard met een dikke wintervacht is gelijk een candidaat voor de ziekte van Cushing. En niet elk paard met een dunne vacht is gezond. Bij het zomervacht is de beoordeling vaak makkelijker dan bij het dikke wintervacht. De zomervacht moet glad en glanzend liggen, zelfs zonder hulpmiddelen zoals antiklit of babyolie. Opstaande haren, doffe vacht of veranderde kleur (bijvoorbeeld wanneer het zwarte paard bruin wordt in de zomer of de vos plotseling stekelharen krijgt) zijn een indicatie dat hier iets mis is. Met de wintervacht is het moeilijk om de glans te zien omdat de van nature doffe onderwol het uiterlijk enigszins verandert. Maar je zou nog steeds een lichte glans moeten kunnen zien. De wintervacht moet bestaan uit onderwol (zacht, dof, soms iets doffer van kleur dan de bovenvacht) en bovenvacht (langer, glanzend, in de kleur van het paard). Bij sommige paarden kunnen lange haren uit de wintervacht steken, traditioneel “hongerharen” genoemd, wat duidt op aanzienlijke stofwisselingsproblemen. Natuurlijk zijn alle niet-seizoensgebonden haar- en huidveranderingen – van plotseling vachtverlies over dunner wordend langhaar (manen en staart worden minder en minder) tot jeuk (zomereczeem, mallenders) of urticaria (“puisten” die het paard bedekken) een alarmsignaal dat er hier iets heel erg mis gaat. Of het achterliggende probleem nu met de hormonen te maken heeft, het een uit evenwicht mineralenbalans is of een verstoorde ontgifting moet therapeutisch worden opgehelderd.

Paarden met verschillende vachtstructuren
© Magnus / Adobe Stock

9. Verandering van de spijsvertering

Iedereen die de stal van zijn paard weleens zelf uitmest heeft een idee ervan hoe schoon of vies de stal is en hoeveel het paard in 24u ongeveer mest. De vuistregel is altijd ongeveer: 1/2 kruiwagen per paard (in een loopstal en zonder veel strooisel, in een strobox is dit al snel een hele kruiwagen per paard). Natuurlijk kan ook dit een beetje schommelen, omdat bijvoorbeeld de drollen van een Shetlander veel kleiner zijn dan die van een koudbloed, en daarom ook de totale hoeveelheid per dag verschilt. Ben je nu de stal van jou paard aan het uitmesten en zijn het ineens opmerkelijk minder drollen en mest dan normaal, kan dit een teken voor een probleem zijn. Misschien dat het paard gewoon langer op de wei of de paddock was dan normaal en daar meer heeft gemest dan in zijn stal, maar misschien is er ook iets mis met de spijsvertering. Hetzelfde geldt voor het werken met je paard: Jij weet het beste hoe vaak jou paard normaalgesproken tijdens het rijden of werken moet mesten, bij de meeste paarden gebeurt het toch minstens een keer. Blijft het paard staan en gaat het gewoon mesten met een “mooie” hoop drollen als resultaat, is alles in orde. Moet jou paard echter binnen korte tijd vaak kleine beetjes mesten en worden deze met elke keer dunner heeft jou paard buitengewoon veel stress. Of het nu gewoon de onbekende omgeving is waar jullie op buitenrit zijn, of dat het paard pijn heeft of er nog een andere oorzaak achterligt, moet je laten onderzoeken. Hetzelfde geldt ook wanneer jou paard ineens helemaal niet meer gaat mesten. Te weinig mest kan namelijk ook een teken zijn, dat het paard te lang niets heeft gegeten of dat er misschien een verstoppingskoliek in de optocht is. Veel scheten laten aan het begin van de training duidt op winderigheid en dus op een verstoord milieu in de dikke darm. Dit is allemaal niet “normaal” en zou een reden moeten zijn om er een therapeut naar te laten kijken voordat de darmstoornis leidt tot latere stofwisselingsstoornissen.

10. Onderbuikgevoel dat er iets mis is

De meesten van ons kennen dit wel: je komt op stal, kijkt naar je paard en denkt “er is iets mis”. Je vertelt het aan je stalgenoot, ze kijkt sceptisch en zegt: “Ik zie niets, volgens mij is hij hetzelfde als altijd”. Je belt de dierenarts, maar hij kan ook niets vinden. Je wordt al bestempeld als een overbezorgd paardeneigenaar die problemen ziet waar er geen zijn. Niemand kent zijn paard beter dan jij, de persoon die elke dag de beste tijd van de dag met hem doorbrengt. Juist omdat paarden hun problemen zo lang en grondig verstoppen, is het nog belangrijker om naar je onderbuikgevoel te luisteren. Menig paard is al gered van de dood door koliek omdat de eigenaar een “gevoel” had en voor de zekerheid de dierenarts belde, ook al moest iedereen er nog om lachen. Dat betekend natuurlijk niet dat je al de dierenarts moet bellen wanneer jou paard maar eens zijn oor scheef houdt. Maar als zo’n aanhoudend, zeurderig gevoel zegt dat er iets mis is, dan is er meestal wel iets aan de hand. Een competente therapeut zal dit serieus nemen en naar het paard kijken. En in geval van twijfel is het beter om vals alarm te slaan dan een beginnende hoefbevangenheid, een pijnlijke maagzweer of een gebroken tand over het hoofd te zien.