Leestijd 7 minuten

Het eten van mest (Coprofagie) kan bij paarden voorkomen die op stal of in een loopstal worden gehouden, en bij alle rassen en leeftijden.

Bij veulens is dit gedrag nog als normaal te beschouwen. Door het eten van de mest van zijn moeder neemt het veulen belangrijke micro-organismes uit de darmen van zijn moeder op, die zich nestelen in de dikke darm van het veulen en daar het microbioom (de darmflora) opbouwen. Alleen als de moeder dus een gezonde darm-microbioom heeft, is het veulen in staat om zelf een gezonde darmflora op te bouwen.

De micro-organismes die in de eerste 4-5 maanden van het leven worden opgenomen, nestelen zich tussen de darmvlokken en in de oppervlakkige lagen van het darmslijmvlies. Ze worden door het immuunsysteem herkend als een “vriend” en worden daarom niet bestreden.

Deze vroeg opgenomen darmflora blijft het paard zijn hele leven bewaard, terwijl het in het lumen, dus in het voedselpap, nog wel tot veranderingen kan komen, afhankelijk van het voer. Het eten van mest stopt bei veulens vaak tussen de 4e en 6e levensmaand, wanneer de eigen darmflora zich heeft gevestigd en vermeerderd en daardoor een sterk microbioom is ontstaan.

Maar er zijn ook volwassene paarden die je nog wel eens kan zien mest eten. Of je merkt op dat op stal of in de uitloop de mest is omgewroeld (en niet door de vogels, want die doen dit soms ook graag) en de helft is opgegeten.

Het eten van mest kan serieuze gevolgen hebben.

Terwijl vogels de mest graag verspreiden, bijvoorbeeld om bij de uitgescheiden haverkorrels te komen, wordt de hoeveelheid mest bij coprofagie juist verminderd, zodat je veel minder hoeft uit te mesten dan je normaal zou moeten doen (per paard kun je in loopstallen uitgaan van gemiddeld 1/2 kruiwagen per dag, in stallen hangt de hoeveelheid mest sterk af van de bodembedekking). In sommige gevallen kunnen paarden ook doelgericht naar de mesthoop van een ander paard lopen en beginnen deze op te eten, of zich na het mesten omdraaien en hun eigen mest opeten.

Het eten van mest is geen gedrag dat met schouderophalen moet worden afgedaan, omdat er meestal goede redenen voor zijn – een gezond volwassen paard doet het net zo min uit zichzelf als een mens.

Naast het binnenkrijgen van veel zand (en daardoor een verhoogd risico op zandkoliek) is ook het risico op wormen voor het betroffen paard veel groter. Daarom is het erg belangrijk om dit gedrag naar mogelijkheid te stoppen of tenminste sterk te verminderen.

Om erachter te komen wat de mogelijke oorzaak is, is het de moeite waard om het gedrag beter te observeren, zo nodig met camera’s in de stal, die tegenwoordig verkrijgbaar zijn tegen betaalbare prijzen: eet slechts één paard de mest van anderen op of zijn het meerdere of alle paarden? Wordt alleen de mest van één of een paar specifieke paarden gegeten, of willekeurig de mest van alle paarden?

Paarden eten hooi op de wei
Normaliter eten volwassene, gezonde paarden geen mest

Want het eten van mest kan verschillende oorzaken hebben:

Honger

a) De paarden hebben honger omdat er te weinig ruwvoer wordt gegeven of de pauzes tussen het voeren van ruwvoer te lang zijn. In dit geval zijn alle paarden coprofaag en eten zij willekeurig elkaars mest. Daarnaast wordt er soms ook zand/grond gegeten, aan hout geknaagd (afrasteringspalen, houten hooiruiven), de manen van andere paarden afgeknaagd of gaan de paarden op hun voorknieën liggen en proberen ze onder de omheining door ook nog bij de laatste halmpjes gras en onkruid te komen. Als de paarden niet ermee bezig zijn om iets te eten, staan ze meestal apathisch met een pijnlijk gezicht, omdat de maagzweren pijn veroorzaken door de ruwvoerpauzes.

Dit gedrag kan gemakkelijk gestopt worden door de paarden onbeperkt hooi aan te bieden, bijvoorbeeld in opgehangen hooinetten of in een netbedekte ruif in de uitloop.

Belangrijk hierbij is dat ook alle paarden bij het voer kunnen om voldoende te kunnen eten. Één hooinet met 3kg inhoud voor 10 paarden is in dit geval geen oplossing maar zorgt alleen voor meer stress en agressie tussen de paarden. In een groepshuisvesting is het bijvoorbeeld handig om op meerdere plekken ruwvoer aan te bieden. Een tweede hooiruif of een extra slowfeeder is een goede optie.

Verstoorde darmflora

b) Het betreffend paard of de betreffende paarden hebben een verstoorde darmflora. In dit geval zijn het alleen maar enkele paarden of is altijd hetzelfde paard en eten zij ook alleen maar de mest van hetzelfde paard of een paar geselecteerde paarden. De getroffen paarden zijn meestal paarden met constante darmproblemen (winderigheid, mestwater, lichte kolieken, diarree) en het is meestal de mest van de paarden met de gezondste darmen in de stal die wordt opgegeten.

Dit gedrag wordt vaak waargenomen bij paarden die als veulen niet de kans hebben gehad om een gezond darmmilieu op te bouwen omdat hun moeder leed aan dysbiose (gestoorde fermentatie in de dikke darm). Zulke paarden stoppen vaak niet met het coprofagische gedrag, maar houden het vol omdat ze duidelijk merken dat ze zich er beter door voelen. Ze eten vooral vaak mest op momenten dat de darmen bijzonder gestrest zijn, bijvoorbeeld na het ontwormen, na een verhuizing, wanneer een nieuw paard in de groep wordt geïntroduceerd of in het begin van de weideperiode.

Het is de moeite waard om zulke paarden regelmatig te ondersteunen met darmreinigende maatregelen, vooral in stressvolle tijden. Het is in dit geval vaak niet mogelijk om het gedrag volledig te stoppen, omdat het meestal gaat om paarden die door een verkeerde kolonisatie bij het veulenen simpelweg het verkeerde microbioom in het darmslijmvlies hebben gevestigd en daardoor niet volledig stabiel worden in hun micro-omgeving.

Maar met ondersteunende darmrevalidatiemaatregelen is het vaak mogelijk om in ieder geval ernstigere afwijkingen te voorkomen en het eten van mest tot een minimum te beperken.

Mineralentekort

c) Tekort aan mineralen, spoorelementen en/of micro-elementen. Ook hier zijn alleen enkele of bepaalde paarden besmet en wordt voornamelijk de mest van bepaalde paarden gegeten.

De meeste mineralen in het voer zijn in anorganische, ionische vorm aanwezig. Het natuurlijke “sorteermechanisme” in de darmwand zorgt ervoor dat onnodige mineralen grotendeels in de voedselbrij blijven en vervolgens met de mest worden uitgescheiden om een overaanbod en dus stofwisselingsstress te voorkomen.

Hooianalyse voor paarden
Compenseer mineraaltekorten met extra zeewier of hoogwaardig mineraalvoer.

Als de natuurlijke schommelingen of mineraaltekorten in het basisvoer, die deels ook worden veroorzaakt door bodem of vegetatie, niet regelmatig worden gecompenseerd door het toedienen van een goed mineraalvoer, kunnen gebreksverschijnselen optreden bij het betreffende paard. Door de mest van paarden te eten die goed zijn voorzien van mineralen, proberen ze vaak binnen te krijgen wat hun stofwisseling tekort komt.

In dit geval kan het gedrag snel worden gestopt (of nog liever voorkomen) door een goed mineraalvoer (bijvoorbeeld Mineraal Puur G von OKAPI) en af en toe zeewier te voeren. Omdat mineraalvoer alleen de gebruikelijke mineralen en sporenelementen bevat (en toestaat). Als het paard echter een tekort heeft aan zogenaamde micro-elementen, d.w.z. mineralen die het lichaam slechts in minimale hoeveelheden nodig heeft, dan kan het deze niet opnemen uit het mineralenvoer en is het afhankelijk van een andere bron. Zeewier is hier een goed alternatief.

Voor de juiste therapie is het dus altijd van belang om de oorzaak van het probleem te vinden. Een verstoorde darmflora door een moeder met dysbiose is niemands schuld (behalve misschien de fokker). Maar een tekort aan voer en mineralen kan en moet dringend worden verholpen.

Meer over dit onderwerp: GEBALLTES WISSEN #8 Mein Pferd frisst komische Sachen: Holz, Kot, Waldboden (Duits)